LEUVEN IN DE BELGISCHE REVOLUTIE

In de revolutieperiode van 1830 speelde Brussel een belangrijke rol voor de toekomst van de toenmalige Zuidelijke Nederlanden. Het feitenverloop, zoals zij zich toen voordeden, vormden een blauwdruk voor het latere België. Brussel stond in zijn verzet tegen het beleid van Willem I echter niet alleen. Het protest was eveneens fel in Luik, maar ook Leuven liet zich niet onbetuigd in de strijd. Het verzet in Leuven werd vooral aangemoedigd door de krant Journal de Louvain, dat sedert 1814 al bestond en in zijn redactie leden had zoals Léonard d’Elhougne, Adolphe Roussel en Pierre François van Meenen. Deze lieden zouden een belangrijke rol vervullen tijdens de revolutiedagen. De kritiek van de krant was aanvankelijk nog gematigd, maar zou later in zulke maten radicaliseren, dat zij werden beschouwd als een regelrechte aanleiding tot de Revolutie.

LEUVEN IN DE BRABANTSE OMWENTELING VAN 1789

Leuven was met de Belgische Revolutie niet aan z’n proefstuk toe. Ook in de Brabantse omwenteling, die veertig jaar eerder plaatsvond, bleef de stad niet onbevochten. Het was de universiteit van Leuven die aan de bron lag van het protest. De geestelijken die aan de universiteit verbonden waren, konden zich niet vinden in de talrijke kerkelijke hervormingen die Keizer Jozef II liet doorvoeren.

Keizer Jozef II

Toen Jozef II ook nog tal van kloosters liet afschaffen, raakte hij daarmee ook de gewone burgers. Velen onder hen konden namelijk een groot deel van hun afzet kwijt bij die kloosters en zagen nu hun inkomen bedreigd. Toen Jozef II ook nog eens een Seminarie – Generaal oprichtte te Leuven en daarmee de opleiding van geestelijken volledig aan zich bond, was het hek helemaal van de dam. Het protest nam zulke proporties aan dat de landvoogden de hervormingen van Jozef II terugschroefden. Om de rust te laten terugkeren besloot men in Leuven tot het oprichten van een burgerwacht. Hiervoor deed men eerst beroep op de ambachten en de gilden. Deze stonden er nogal weigerachtig tegenover,waardoor men gedwongen was beroep te doen op vrijwilligerskorpsen. De Keizer bleef intussen berusten in zijn koppigheid en weigerde zijn kerkelijke hervormingen te staken. Hierdoor bleven de onrusten zich opstapelen in het Leuvense, zodat Jozef II besloot de hele universiteit te verhuizen naar Brussel, met uitzondering van de faculteit Theologie en het Seminarie-Generaal. De hervormingen keerden zich tegen Jozef II en het Oostenrijkse bewind werd verdreven uit de Zuidelijke Nederlanden. De vreugde was echter van korte duur. Ook in Leuven woelde de interne strijd tussen Vonckisten en Statisten, waarbij deze laatsten uiteindelijk het pleit wonnen. De interne strijd bracht de Oostenrijkers terug aan de macht. Heel wat koningsgezinden keerden terug, behalve aan de universiteit, waar de anti-jozefisten de controle behielden. Met de Franse overwinning op de Oostenrijkers in november 1792 veranderde ook het politieke landschap in Leuven weer. Niet voor lang echter, want een halfjaar later lagen de kaarten weer anders. De Oostenrijkers herstelden hun macht weer en ditmaal radicaler dan de Eerste Restauratie. Nu werden ook de anti-jozefisten aan de universiteit vervangen door meer keizersgezinde figuren. In 1795 kwam er definitief een einde aan het bewind van de Oostenrijkers in Leuven en de Zuidelijke Nederlanden, maar dat betekende nog niet dat de rust was teruggekeerd. De kalmte zou pas geleidelijk aan terugkomen met het aantreden van Napoleon als eerste consul in november van het jaar 1799. Maar ook het krediet van Napoleon deemsterde weg, door zijn talrijke (wrede) oorlogen. De geallieerde troepen bereikten toen Leuven, dat opnieuw een plaats werd van bezetting en geweld. Willem I koos voor de veilige weg en verzekerde zich van een bestuur in Leuven dat trouw was aan hem, zodat zijn hervormingen min of meer gedoogd werden. Doch ook Willem I kon niet voorkomen dat in Leuven een oppositie tegen hem groeide. In deze oppositie herkent men een aantal mensen die ook in de Brabantse Omwenteling van 1789 werkzaam was.

back to top

LEUVENSE STADSBESTUUR TROUW AAN WILLEM I

Bij de start van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden benoemde Willem I Gérard d’Onyn de Chastre tot burgemeester van Leuven. Deze was tussen 1808 en 1811 reeds burgemeester van de stad geweest en Willem I verzekerde zich met deze benoeming van een grote loyaliteit vanuit het Leuvens stadsbestuur. Ook de rest van de regentieraad (zijnde schepenen en elf andere leden) werden door Willem I benoemd. Verkiezingen werden enkel gehouden bij het overlijden van een der leden.

Burgemeester d'Onyn de Chastre


De grote loyaliteit van de regentieraad belette echter niet dat er in de stad nog wel oppositie te bemerken was tegen Willem I en zijn beleid. De kern van die oppositie werd gevormd door het dagblad Journal de Louvain. De belangrijkste leden onder de redactie waren o.a. Adolphe Roussel en Pierre François van Meenen. Hoewel het blad in eerste instantie slechts gematigde kritiek gaf op het beleid van Willem I, radicaliseerde dat reeds in 1829. Toen werd voor het eerst openlijk gepleit voor opstand. De kritiek ging zodanig ver dat later het blad werd aanzien als een van de aanstokers van de Revolutie.

Na het uitbreken van een aantal relletjes in Brussel na de opvoering van de Stomme van Portici bereikte het nieuws al vlug Leuven. Op 26 augustus 1830 was de sfeer gespannen in de stad. Burgemeester de Chastre verwachtte echter niet veel problemen, maar had voor de zekerheid toch maar de Leuvense schutterij, aangevuld met een aantal gewapende burgers, in gereedheid laten brengen. Op 27 augustus werd dan een burgerwacht geïnstalleerd onder het gezag van de neef van de burgemeester, Pascal d’Onyn.
Deze maatregelen beletten echter niet dat de stad geleidelijk aan in de ban raakte van de Revolutie. Grote rol speelde hierin de Journal de Louvain en zijn redactieleden. Op 26 augustus reeds deelde Adolphe Roussel pamfletten uit om het volk op te hitsen en ook de burgerwacht werd door de Journal ernstig op de korrel genomen. De oranje Hollandse vlag werd kreeg al gauw de concurrentie van de zwart – geel – rode vlaggen en kokardes. Het stadsbestuur kon door de overmacht niet anders dan deze toe te laten. De nabijheid van Brussel liet duidelijk z’n sporen na in Leuven.
Desalniettemin bleef het die laatste dagen van augustus betrekkelijk rustig in de stad. Van ernstige incidenten was er geen sprake, maar de ontevredenheid onder het volk bleef. Zo werd er een petitie ondertekend gericht tegen de koning met de vraag voor ministeriële verantwoordelijkheid, vrijheid van taal en een vervroegd bijeenkomen van de Staten Generaal. Hiermee sloot Leuven dus aan bij de rest van de opstandige steden.

back to top

SEPTEMBER 1830: ANARCHIE EN HERSTEL

Augustus mocht dan in relatieve rust verlopen, september echter was allesbehalve rustig. De problemen begonnen al op de tweede dag van de maand. Het gerucht deed de ronde dat wapens, munitie en zo’n 150 militairen onderweg waren naar Leuven om het garnizoen van de stad te versterken. Hoewel de Leuvenaars verzekerd werd dat dit enkel ter versterking van de Leuvense burgerwacht was bedoeld, raakten de gemoederen verhit. Het volk trok naar de kazerne waar het garnizoen het vuur opende. Vrezend voor een bloedbad, vroeg het stadsbestuur het garnizoen zich terug te trekken en plaats te maken voor de Leuvense schutterij. Bij de aankomst van deze laatste ontstond, door enige verwarring, een tweede vuurgevecht dat het leven kostte aan vier Leuvenaars. Het volk was woedend en vastbesloten iets te ondernemen. Ondertussen had het Hollands garnizoen echter de aftocht geblazen, wat verder geweld gelukkig overbodig maakte. De kazerne werd ingenomen en daarna ook het stadhuis. Beiden verliepen echter zonder al te veel moeite. Beide gebouwen waren immers, op uitzondering van een aantal wapens, totaal verlaten. Er werd een tijdelijke commissie ingesteld onder leiding van Deneeff, Roussel en Van Meenen. Roussel en Van Meenen kennen we reeds als redacteurs van Journal de Louvain. Jean Deneeff was een veteraan uit de periode van Brabantse Omwenteling en had dus best wat kennis van zaken.

Nadat de rust hersteld was, droeg deze tijdelijke commissie de macht terug over aan het eigenlijke stadsbestuur. De problemen waren echter nog niet ten einde. De regentieraad had het nieuws opgevangen dat Willem I zijn generaal Hendrik Trip op weg had gezonden om het gezag in Leuven te herstellen. Een inval van de Hollandse troepen zou gegarandeerd op een bloedbad uitdraaien. Men stuurde dan ook een aantal diplomaten de Hollandse troepen tegemoet. Deze konden een uitstel en zelfs een volledige stopzetting van de aanval bekomen, maar daar waren wel enige voorwaarden aan verbonden. Generaal Trip eiste een volledig herstel van het officieel gezag in de stad. Concreet kwam dat neer op het verwijderen van alle “Belgische” kokardes en de schutterij in volledig oranje outfit. Beide zaken leken echter moeilijk te verwezenlijken. Het stadsbestuur besliste dan maar om de zaak voor te leggen aan Prins Frederik. Prins Frederik verbleef op dat moment in Vilvoorde. Bij de prins vond het stadsbestuur gehoor. Frederik achtte de inname van de stad overbodig en beval de Hollandse troepen huiswaarts te keren. Hoewel het volk, dat de onderhandelingen niet langer wilde afwachten, reeds enkele voorposten van het Hollandse leger had aangevallen, verliep de terugtrekking zonder veel problemen.

Nu het Hollandse leger zich had teruggetrokken en daardoor Leuven weer vrij was, begonnen de revolutionaire krachten in de stad pas echt van zich te laten horen. Op de vergadering van de regentieraad eiste een aantal officieren de benoeming van Degreeff als leider van de burgerwacht. Men kon niet anders dan toegeven. Er waren immers de afgelopen dagen heel wat wapens onder de bevolking verspreid geraakt, en om de rust te herstellen, moesten deze terug verzameld worden. Veiligheid kon dan enkel door de burgerwacht gegarandeerd worden, en dan enkel als deze burgerwacht door het volk zou worden geaccepteerd. Jean Degreeff was daar de ideale persoon voor. Hij werd door het volk immers gezien als het gezicht van de revolutie in Leuven. De neef van de burgemeester, Pascal d’Onyn, was voortaan dus nog enkel aanvoerder van de Leuvense schutterij. Dat stelde echter niet veel meer voor, want de schutterij kwam eigenlijk niet meer in actie. Dit kwam mede omdat onder de schutterij heel wat revolutionair gezinden aanwezig waren. Ook Pascal d’Onyn zelf was daar niet vies aan.
Hoe dan ook werd met de benoeming van Degreeff het echte pad van de Revolutie bewandeld. De regentieraad werd geleidelijk aan buitenspel gezet door de burgerwacht. In eerste instantie werd er een Commissie voor de organisatie van de burgerwacht geïnstalleerd. Deze commissie vaardigde op 4 september reeds een petitie uit om de administratieve scheiding tussen Noordelijke en Zuidelijk Nederlanden te eisen. De Oranjevlag was nu nergens meer te bekennen en zelfs op het uniform van de burgerwacht prijkten voortaan de kleuren zwart – geel – rood. Bovendien was deze commissie niet de enige die de wind uit de zeilen nam voor de regentieraad. Een andere commissie, namelijk de veiligheidscommissie, was eveneens revolutionair van inslag. Nochtans was deze commissie door de regentieraad op punt gezet. Na de gebeurtenissen van de eerste dagen van september was de veiligheidscommissie vooral bekommerd om de sociale veiligheid in de stad. Men kondigde dan ook enkele maatregelen af om deze groep weg te houden van mogelijke protesten. Zo werd er bijstand verleend aan armen en werden allerlei projecten opgestart om de werkloosheid te doen dalen.
Het waren dus slechte tijden voor de burgemeester en zijn regentieraad. Zij zaten geklemd tussen twee commissies die de feitelijke macht in handen hadden in de stad Leuven. De enige die nog onder het bevel stonden van de burgemeester waren twee kleine korpsen van politie – en brandweermannen. Maar ook dat hield niet lang meer stand. Na een incident met een brandweerman, waarbij een gewonde viel, werd de brandweerman in kwestie opgepakt door de revolutionairen. Men maakte van het incident gebruik om het gehele brandweerkorps af te gelasten. Hiermee was het laatste spoortje van het officiële bestuur uitgewist en was de feitelijke macht in handen van de revolutionairen. Ook burgemeester d’Onyn de Chartre en zijn regentieraad wisten dat. Hij stuurde dan ook een brief aan Prins Frederik waarin hij vroeg om de stad te laten innemen door Nederlandse troepen om het officiële gezag er veilig te stellen.

Die gewapende interventie kwam er, tezamen met een militaire expeditie naar Brussel. Leuven stuurde ook een troep vrijwilligers naar Brussel om daar de Hollandse bezetter te bestrijden. Tevens deed Degreeff een oproep aan de Leuvenaars om massaal de eigen stad te beschermen tegen een Hollandse invasie. Die invasie liep voor de Hollanders echter niet van een leien dakje. Het plan was Leuven aan te vallen langs twee kanten: de troepen onder leiding van generaal Trip zouden de stad belegeren via de Mechelsepoort. Tezelfdertijd zou generaal Cort – Heyligers met zijn troepen de stad via de Tiensepoort binnenvallen. Door een slechte timing arriveerde de troepen van generaal Trip veel vroeger aan de Mechelsepoort, zodat de stad ontsnapte van de aanval op twee fronten. Na enige weerstand konden de Leuvenaars de aanval van de Hollanders afslaan, waarna zij zich nog tijdig konden verplaatsen richting Tiensepoort om daar ook de aanval van de troepen van Cort–Heyligers te stoppen.
De rol van Leuven was echter nog niet uitgespeeld. Na het succesvol afslaan van de Hollandse interventies, stuurde Jean Deneeff nogmaals een grote groep vrijwilligers naar Brussel om de Hollanders te bevechten. Zo zou uiteindelijk ook Brussel de overwinning behalen op het Noorden na een aantal woelige septemberdagen. Leuven zou in de Revolutie nog een hele tijd gebruikt worden als uitvalsbasis voor verdere militaire operaties tegen de Hollanders.

back to top

EEN NIEUWE START

Na de overwinning werd in Brussel een Voorlopig Bewind geïnstalleerd. Hierin zetelden ook een aantal inwoners van de stad Leuven, zoals Sylvain van de Weyer. Om het machtsvacuüm te vullen werd ook een Belgisch leger opgesteld waarin Deneeff en Roussel belangrijke functies vervulden. Het machtsvacuüm vullen was absoluut noodzakelijk geweest, omdat men ook na de Revolutie, nog steeds met de dreiging van het Noorden kampte en eveneens ook een aantal interne vijanden had. De onafhankelijkheid van België was reeds fel bevochten, maar nog steeds geen zekerheid.

Standbeeld van Sylvain van de Weyer in Leuven


In deze nieuwe situatie was er ook geen plaats meer voor burgemeesters die trouw bleven aan het gezag van Willem I. Er werden dan ook gemeenteraadsverkiezingen gepland voor de achtste oktober van 1830. In Leuven ontsloegen Deneeff en Roussel het gehele politiekorps. De regentieraad en burgemeester de Chastre waren echter niet van plan hun macht, voor zoverre ze die nog hadden, zomaar af te geven. Zij waren dan ook bezig met de organisatie van lokale verkiezingen. Zij werden daarin echter geboycot langs alle kanten. Er werd een nieuwe veiligheidscommissie geïnstalleerd in Leuven en na enige tijd besloot Roussel eigenhandig de regentieraad af te zetten. Daarmee ging hij zijn boekje ver te buiten, maar hij kreeg van het Voorlopig Bewind toch groen licht ervoor. De machtsovername was hiermee dan ook officieel geworden. Burgemeester d’Onyn de Chastre en het schepencollege hielden het voor bekeken op 18 oktober 1830.
De gemeenteraadsverkiezingen waren in een ander kleedje gestoken. Het getrapte kiessysteem van Willem I werd afgeschaft en voortaan werden burgemeester, schepenen en raadsleden rechtstreeks verkozen. Erg democratisch waren de verkiezingen nog steeds niet, want door de zware cijns die betaald moest worden, kon amper 5% van de Leuvense bevolking gaan stemmen. Hoe dan ook haalden de revolutionairen in Leuven een overduidelijke overwinning. Deneeff werd bedankt voor zijn inzet tijdens de Revolutie met een flink pak stemmen, genoeg om de burgemeesterssjerp te bemachtigen.

Eind oktober 1830 deed zich echter een gruwelijk incident voor. Louis Gaillard was eind oktober in Mechelen opgepakt door een aantal Leuvense vrijwilligers. Gaillard had zich destijds niet populair gemaakt in Leuven, door zijn betrokkenheid bij de dood van vier inwoners die sneuvelden begin september 1830 bij de inname van de kazerne. Gaillard werd als gevange naar Leuven gebracht waar hij door het volk op een wrede manier werd vermoord. Dit schokkend nieuws verspreidde zich snel over het hele land en een golf van verontwaardiging brak uit. Ook Roussel veroordeelde de moord. Het maakte hem allerminst populair bij het Leuvense volk.

Door dit incident verliep de machtsoverdracht in Leuven in een sombere sfeer. De nieuwe burgemeester was overigens niet eens aanwezig bij deze plechtigheid, vermits hij in de omgeving van Antwerpen was. Pas op 2 november zou hij in de stad aankomen. Het nieuwe stadsbestuur stond overigens voor een resem aan moeilijke opdrachten. De Belgische Revolutie had de bestaande economische problemen immers niet opgelost, veeleer vergroot. Om een nieuwe opstand in de stad te voorkomen, werd beslist een Belgisch garnizoen te installeren in de kazerne van de stad. Deze zouden de lokale economie opnieuw kunnen aanzwengelen.

De problemen in de nieuwe staat waren nog lang niet van de baan. In november werd het Nationaal Congres opgericht dat als hoofddoel had de Grondwet op punt te stellen. Tot spijt van een groot aantal republikeinsgezinde personen, koos het Congres voor een monarchie. De keuze van een vorst verliep echter bijzonder moeizaam, zodat orangistische dreiging weer de kop op stak. Hierop werd de Association Nationale opgericht, die waakte over de onafhankelijkheid van België en de integriteit van haar grondgebied. De vereniging werd zo populair dat zij algauw heel wat lokale afdelingen telde, zoals ook de Association Patriotique de Louvain (APL) onder het voorzitterschap van T’Serclaes de Wommersom. Deze afdelingen wekten de nodige argwaan op bij de overheid, omdat zij onder haar rangen vaak republikeinen had.
De echte problemen begonnen pas toen het Nationaal Congres Leopold van Saksen-Coburg had gekozen. Zijn voorwaarden om de troon te bestijgen impliceerden het afstaan van Luxemburg, Venlo en Maastricht. Dat was onmogelijk voor de hierboven genoemde verenigingen, vermits zij de integriteit van het grondgebied als absolute prioriteit beschouwden. In Leuven werd een oorlogsverklaring aan Leopold opgesteld. Hierdoor verbolgen nam de Wommersom ontslag van zijn functie als voorzitter van de APL. Ook de Leuvenaars zelf waren niet gediend met de plannen van hun toekomstige vorst. Het verzet bleef nog een tijdje aanslepen maar uiteindelijk keurde het Nationaal Congres de XVIII Artikelen toch goed. Leopold I legde op 21 juli 1831 de eed af als eerste Koning der Belgen en werd overal, ook in Leuven, op triomf onthaald. Hij zou uitgroeien als een der symbolen van de Belgische Revolutie.

back to top

LEUVEN TIJDENS DE TIENDAAGSE VELDTOCHT

Na de troonsbestijging van Leopold I waren de problemen voor België en Leuven nog lang niet van de baan. Willem I weigerde immers de scheiding tussen Noord en Zuid te aanvaarden en ondertekende bijgevolg de XVIII Artikelen niet. Door de houding van de Grote Mogendheden kon hij echter niet veel meer dan de Scheiding tot op zekere hoogte aanvaarden. De voorwaarden die in de XVIII Artikelen verbonden waren aan die Scheiding, aanvaardde de vorst dan weer niet. Zijn bedoeling was dan ook de Grote Mogendheden te tonen dat België militair niet de bescherming tegen Frankrijk kon bieden. Willems opmars door België richting Brussel, betrok ook Leuven in de Tiendaagse veldtocht. Toen het Nederlandse leger Diest had bereikt, verkeerde Leuven al in oorlogstemming. Een aantal dagen later werd duidelijk dat ook Leuven het terrein zou worden van een veldslag. Ditmaal bleek het Nederlandse geweld te sterk te zijn voor de stad. De Nederlanders vielen een voorpost aan vlak voor Lubbeek. Ook via de Tiensesteenweg rukten de Nederlanders op. Generaal Niellon bood met zijn troepen hevig verzet rond Boutersem, maar moest uiteindelijk ook de duimen leggen. De troepen verzamelden zich rond Leuven en belegerden de stad. Vanuit alle kanten, ook vanwege de Grote Mogendheden, kwam het verzoek tot een staakt – het – vuren. Kroonprins Willem wilde dit inwilligen, op voorwaarde dat Leuven zou geëvacueerd worden. Hierna was de wapenstilstand een feit. Het in de praktijk brengen van deze wapenstilstand liep echter niet van een leien dakje. Velen wisten nog niet van de wapenstilstand en hervatten dan ook het geweld. Het duurde tot vijf uur vooraleer de wapenstilstand effectief een feit was en hiermee kwam ook een einde aan de strijd om Leuven. De opstand zou aan beide kanten het leven hebben gekost aan zo’n honderdtal doden en nog een goeie duizend gewonden. De gevolgen van de nederlaag waren groot voor België. Het betekende het definitieve verlies van Limburg en Luxemburg. België ondertekende dan ook de XXIV Artikelen. Willem I wachtte echter nog tot 1839 om deze te ondertekenen, nadat hij eindelijk bezwijkt onder druk van de Grote Mogendheden.

back to top

DE UNIVERSITEIT EN DE BELGISCHE REVOLUTIE

In de gebeurtenissen rond 1830 speelde ook de Universiteit van Leuven een belangrijke rol. Officieel was zij toen geen katholieke universiteit, maar een rijksuniversiteit. Willem I pleitte dan ook voor een godsdienstvrijheid in beide landsdelen en probeerde de ultramontaanse katholieke wortels in de Zuidelijke Nederlanden te ondergraven. Zo verbood hij studenten met een buitenlands diploma middelbaar onderwijs de toegang tot de universiteit. Dit was grotendeels gericht tegen katholieken die hun kinderen naar strenge jezuïetencolleges stuurden in Frankrijk. Een tweede maatregel die hij nam was de verbinding van het Filosofisch College aan de universiteit. Priesters die tot een seminarie wilden toegelaten worden, moesten eerst dit College gevolgd hebben. Vooral dat laatste zorgde voor een storm van protest. Het was een ongeoorloofde inmenging van de overheid in religieus onderwijs. De protesten tegen het College werden uitvergroot naar een protest voor een vrijheid van onderwijs. Ook studenten betoogden meer en meer tegen het beleid van Willem I.

Na de Opstand nam de voorlopige regering het besluit volledige onderwijsvrijheid af te kondigen. Er werd bovendien een tendens ingezet te streven naar slechts één universiteit, dit door het afschaffen van een aantal faculteiten. Men talmde echter te lang in deze uitvoeringen, zodat de katholieke bisschoppen op de proppen kwamen met een geheel nieuw seminarie om de priesteropleiding te verbeteren. Die groeide uit tot een volwaardige universiteit in Mechelen. Van overheidswege uit was men nog steeds overtuigd van het nut van één universiteit. Discussie ontstond over de plaats. Noodgedwongen moest men hiervan afstappen. Men pleitte voor het behoud van de rijksuniversiteit in Gent en in Luik. Leuven voelde zich hierdoor bedreigd en ging dan ook in de tegenaanval. Uiteindelijk leidde dit tot vijf universiteiten over het hele land. Brussel was immers verbolgen over de gang van zaken en richtte een Vrije Universiteit op. Zo waren er in België in 1834 de Katholieke Universiteit van Mechelen, de Rijksuniversiteiten van Gent, Luik en Leuven en tenslotte de Vrije Universiteit Brussel. Uiteindelijk besliste men de Rijksuniversiteit van Leuven af te schaffen en de Katholieke Universiteit van Mechelen naar Leuven te halen. Dat gebeurde dan ook in 1835.

back to top