DE BELGISCHE REVOLUTIE IN DE HISTORIOGRAFIE
De Revolutie van 1830 was zo’n ingrijpende gebeurtenis in de geschiedenis van België en Nederland, dat zij een belangrijke plaats in neemt in de geschiedschrijving van beide landen. Men kan die historiografie erg breed opvatten: over de gebeurtenissen van 1830 zijn tal van boeken geschreven, maar eveneens ook een resem aan toneelstukken, schilderijen en beeldhouwwerken werden gemaakt over de Revolutie. Ook tijdens de septemberdagen van 1830 zelf zijn heel wat waardevolle documenten geschreven en bewaard gebleven die een specifieke invalshoek bieden op wat er zich toen in Brussel afspeelde. Onder deze documenten kan men vooral de vele pamfletten rekenen die werden verspreid onder het volk om hen tot opstand op te roepen. Het zijn dan ook erg partijdige geschriften: aan Belgische kant immers wordt Willem I en zijn politiek afgedaan als de dwingeland die verslagen moet worden, terwijl aan Hollandse kant de Belgen de slechte en ondankbare muiters worden genoemd, die dringend een lesje geleerd moesten worden. Niet alleen pamfletten vormen waardevol historisch materiaal voor de studie van de Belgische Revolutie in Noord en Zuid. Ook op meer wetenschappelijk niveau werd in de periode rond 1830 geschreven over de gebeurtenissen in Brussel en de andere steden van het Zuiden. Zo was er het opinieblad De Noordstar, al is het wetenschappelijk karakter van dit tijdschrift niet altijd aanwezig. Het was voor De Noordstar duidelijk dat, gezien de omstandigheden, een scheiding tussen Noord en Zuid niet kan uitblijven. Verder wordt met argusogen gekeken naar de inmenging van de Fransen in de Opstand en tenslotte wijzen zij de gemeenschappelijke banden van Belgen en Nederlanders in het verleden af. Ook Groen van Prinsterer gaat in zijn Nederlandsche Gedachten fel van leer tegen de Franse inmenging in België.
Boeken en artikels over de Belgische Revolutie geschreven in de periode na 1830 kunnen worden onderverdeeld in een aantal stromingen. Er kan ook nog eens een onderscheid gemaakt worden tussen de Belgische en Nederlandse geschiedschrijving.
NEDERLANDSE GESCHIEDSCHRIJVING OVER DE BELGISCHE REVOLUTIE
Een vernieuwing ten opzichte van de geschiedschrijving van de jaren 1830 vormden de twee artikelen van Nederlandse progressieve liberaal Gerrit De Klerck in het tijdschrift De Gids in 1847. De Klerck nam een origineel standpunt in. Men had lange tijd vanuit Nederlands standpunt de Belgische Revolutie gezien als een opstand van een bende muiters, die niet begrepen dat zij in feite de Nederlanders dankbaar moesten zijn. De Klerck zag het anders. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was volgens De Klerck al op voorhand gedoemd te mislukken. Het was namelijk een vereniging van twee naties die in 1815 al te zeer verschilden van elkaar. Verder toont de Klerck in beide artikels een grote interesse in de ontwikkeling van de Belgische Revolutie. Hierbij moet rekening gehouden worden dat De Klerck ideologisch tot de progressief liberalen kan gerekend worden. Daarenboven dateren deze artikels van 1847, één jaar voor de grote, Europese liberale revolutie van 1848. Hoe dan ook zette De Klerck met deze werken een tendens. Steeds vaker ontstond de gedachte bij auteurs dat 1815 een situatie had gecreëerd die voor Nederland onleefbaar was. De reeds eerder genoemde Groen van Prinsterer was eveneens van die mening gediend. Hij zag het onderscheid tussen de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden in zijn Handboek der Geschiedenis van het Vaderland (1876) vooral gesitueerd in de religieuze verschillen. De Noordelijke Nederlanden hadden sinds de scheiding van 1585 vooral de kaart getrokken van het protestantisme, terwijl in de Zuidelijke Nederlanden het katholicisme bleef standhouden. Met deze visie legden zij de basis voor wat de “klein – Nederlandse” gedachte genoemd wordt. Een uigesproken voorstander van de Klein – Nederlandse gedachte is J. de Bosch Kemper. In zijn werk Geschiedenis van Nederland na 1830(1874) hekelt hij de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De Scheiding voelt hij dan weer aan als positief, als een nieuwe, echte start voor de Nederlanders. Ook Herman Theodoor Colenbrander draagt de Klein – Nederlandse gedachte een warm hart toe. In zijn De Belgische Omwenteling(1905) benadrukt hij het verschil dat bestond tussen de Belgische en de Nederlandse natie. Volgens Colenbrander is dat verschil gegroeid vanuit de Reformatie en in de volgende eeuwen verder ontwikkeld. 1815 vormt een jammerlijke onderbreking in deze ontwikkeling, maar de afscheiding van 1830 was de kans voor de Nederlanders om hun eigenheid verder uit te bouwen.
Deze Klein–Nederlandse gedachte vindt zijn tegenhanger in de Groot–Nederlandse gedachte. Dit is het concept van de oeroude Nederlandse stam. Het vindt z’n wortels terug in de tijd van de Bourgondische Nederlanden. Toen waren grote delen van Vlaanderen en Nederland nog verenigd onder de Bourgondische hertogen. In dat opzicht waren de Fransen de vijand. Ook toen was het Frankrijk die de Bourgondische Nederlanden vijandig gezind was en de opstand van 1830 waren het de Fransen die de Belgen hadden opgezet tegen de politiek van Willem I. Voor de verdedigers van de Groot – Nederlandse gedachte was 1815 het jaar van de redding: het weer bijeenbrengen van twee gemeenschappen die in feite één waren in taal en cultuur sinds de Bourgondische Nederlanden. De absolute voorstanders van deze gedachte zijn P. Geyl en F.C. Gerretson. Deze laatste verdedigde in zijn werk Muiterij en Scheuring: 1830(1936) de politiek van Willem I. Ook Geyls werken spraken niet tot de verbeelding met titels zoals De Groot-Nederlandsche Gedachte(1930) en Geschiedenis van de Nederlandsche Stam(1961). Het moet wel gezegd worden dat dit laatste werk nooit voltooid geweest is. Geyl is nooit verder gekomen dat het jaar 1798 en is niet tot aan de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815 geraakt, laat staan tot aan de Belgische Revolutie van 1830.
back to topDE BELGEN OVER HUN REVOLUTIE
In de Belgische historiografie overheerst vanzelfsprekend de mening dat de Belgische natie onverenigbaar is met de Nederlandse; dat was per definitie het uitgangspunt van de Belgische Revolutie. Met het ontstaan van de nieuwe staat België was er ook nood aan bevestiging van die staat, eveneens op cultureel vlak. Tal van intellectuelen, onder wie Hendrik Conscience, werden ingezet om het nationaal verleden van de staat te construeren. Hoewel men in de Nederlandse geschiedschrijving beweerde dat de eigenheid van de Nederlandse natie gegroeid is vanaf de scheiding van 1585, legde men in de Belgische geschiedschrijving de wortels van de Belgische natie nog veel vroeger dan de Scheiding. De “Belg” heeft altijd bestaan. Al sinds de Romeinse overheersing van het oude Gallië waren er reeds Oude Belgen. Dat standpunt is belangrijk. Het weerspiegelt immers de visie van de eigentijdse schrijvers van de negentiende eeuw op het Belgische volk. Dat volk was namelijk een volk dat altijd bestuurd werd door vreemde overheersers. Men had onder het gezag gestaan van Romeinen, Fransen, Spanjaarden en Oostenrijkers, maar toch had men steeds zijn eigen culturele identiteit trachten te behouden. Vanuit dat standpunt is het niet onlogisch dat de vereniging van de Noordelijke met de Zuidelijke Nederlanden in 1815 op voorhand gedoemd was te mislukken. Hendrik Conscience, intellectueel en schrijver, was altijd trouw aan zijn vaderland.
Hij wees de vereniging in zijn geheel niet af, immers de Bourgondische Nederlanden waren vroeger al eens verenigd geweest. Hij merkte wel op dat de Grote Mogendheden de verschillen in cultuur tussen beide naties over het hoofd hadden gezien. Bovendien was hereniging buiten de goedkeuring van de Belgen om gebeurd en werden zij louter als speelbal van de Grote Vijf gebruikt. Ook Henri Pirenne wees in zijn Histoire de Belgique (1908) op de verschillen tussen Noord en Zuid, vooral dan de religieuze verschillen maakten voor Pirenne dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden op voorhand mislukt was.
De patriottische visie op de Belgische Revolutie in de Belgische historiografie bleef lang overheersen. Hoewel buiten de academische wereld andere stemmen te horen waren, bleven academici historici vasthouden aan deze visie. Dit is te bemerken aan de schrijfwijze van vele werken, waarin gesproken wordt in termen als “onze onafhankelijkheid” en “onze helden”. Het gebruik van de eerste persoon meervoud wijst op een patriottisch, nationaal gevoel van verbondenheid dat deze auteurs ondervinden bij het schrijven over dit onderwerp.
De Belgische historiografie over 1830 is echter niet eensgezind. De idee over de Revolutie op zich werd meermaals ter discussie gesteld. De patriottische visie op de Revolutie werd de grond ingeboord door orangistische schrijvers die de Revolutie afschreven als een opstand georganiseerd door Fransen. Het was hun oordeel dat de Revolutie zelfs door een groot deel van de bevolking niet gewenst was. Niet alleen de idee van de Revolutie werd in vraag gesteld, ook de deelnemers aan die Revolutie waren onderwerp van discussie. Een goed voorbeeld hiervan is De proletarische opstand van 1830 in België van Maurice Bologne (1930). Bolognes visie op de gebeurtenissen is geïnspireerd door het marxisme. Het proletariaat wordt volgens Bologne dan ook gedreven door het klassenbewustzijn. Ook dit is een kritiek op de patriottische visie op de Belgische Revolutie. In dat verhaal werd het proletariaat immers tot de actie gedreven door hun patriottische gevoelens aangaande de Belgische natie. Bolognes visie bevat nog een tweede punt van kritiek op 1830. Men zou het de machtsgreep van de burgerij kunnen noemen. Na de geslaagde septemberdagen van 1830 keerden vele leden van de burgerij spoorslags terug naar Brussel om zich aan het hoofd te scharen van de Revolutie. Nochtans hadden deze zelfde lieden er alles aan gedaan om de Revolutie tegen te houden en, toen dat dreigde te mislukken, het hazenpad kozen uit angst voor de totale nederlaag. Aanhangers van de patriottische stroming konden deze feiten uiteraard moeilijk verloochenen. Het enige dat men kon proberen was deze feiten te voorzien van een patriottisch kleedje. Men stelde het zo voor dat de burgerij was teruggekomen en dat het volk spontaan de macht in handen gaf van de burgerij. Beiden hadden elkaar nodig gehad om de Revolutie te doen slaan, werd gezegd. Tenslotte is er ook nog de stelling dat België slechts een kunstmatige staat zou zijn; de Revolutie zou enkel geslaagd zijn door de tussenkomst en de diplomatie van de Grote Mogendheden. Het is een kritiek waarop de patriottische aanhangers geen antwoord wisten te vinden.
Als men de vergelijking met de Nederlandse historiografie zou maken, kan de patriottische geschiedschrijving gezien worden als de component van de Klein – Nederlandse gedachte: de verdediging van de idee dat de vereniging kunstmatig was en dat nu, dankzij de scheiding de echte bloeiperiode kon beginnen. In de Belgisch patriottische historiografie werd deze gedachte gecombineerd met de idee dat de Revolutie was ingegeven vanuit een natiebewustzijn, een verwantschap met de Belgische natie die al eeuwen bestond.
DE VLAAMSE EN WAALSE BEWEGING OVER DE BELGISCHE REVOLUTIE
Geen enkele stroming in België heeft de patriottische visie op de Belgische Revolutie zo aangevallen als de Vlaamse en Waalse Beweging. Om hun visie op de Belgische Revolutie te begrijpen, moet eerst de ontwikkeling van beide bewegingen geschetst worden.
De Vlaamse Beweging maakte na haar ontstaan een belanrgijke evolutie door. Zij evolueerde van een pro – belgicistische beweging naar een anti – belgicistische beweging.
Vanaf 1830 wilde de Vlaamse Beweging zich vereenzelvigen met de Belgische staat. De Vlaamse taal en cultuur was daar het uitgelezen middel voor. Dat was op zich niet zo vreemd. In de jaren 1830 hing de mogelijkheid tot annexatie bij Frankrijk nog steeds als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de Belgische natie. De Vlaamse taal was hier een uitstekend middel tegen. In tegenstelling tot de Franse natie, die eentalig Frans was, profileerde de Belgische staat zich als tweetalig. Ook de Romantiek paste perfect in het uitbouwen van een Belgische cultuur. Vaandeldrager hiervan was de beroemde schrijver Hendrik Conscience.
Niet alleen schreef hij een Geschiedenis van België (in opdracht van de overheid), maar ook zijn andere boeken droegen bij tot het cultuurbeeld van de nieuwe natie. Eén van zijn meest bekende werken, De Leeuw van Vlaanderen(1838), dat gepubliceerd werd in 1838, was in die tijd bedoeld als een pro – belgicistisch werk. Wat Conscience trachtte te beklemtonen met zijn werk is de strijd van een volk, gedreven door de passie voor het vaderland, tegen een vreemde bezetter. In zijn epiloog waarschuwt hij zijn lezers voor een herhaling van die Franse dreiging en dat men nu evenzeer eensgezind moest zijn en de wapens opnemen als het vaderland bedreigd zou worden. Jammer genoeg voor Conscience zou zijn Leeuw van Vlaanderen heel anders geïnterpreteerd worden dan hij bedoeld had.
Inderdaad zou rond de jaren 1860 de invulling van de Vlaamse Beweging veranderen. De internationale context versoepelde en een annexatie bij Frankrijk leek nu irreëel. Hoewel de overheid eerder subsidies had toegekend aan Vlaamse auteurs, werden deze nu stopgezet. Ook de Vlaamse Beweging zelf werd radicaler. Het Nederlands werd in België, hoewel het land officieel tweetalig was, nog steeds stiefmoederlijk behandeld. De eisen van de Vlaamse Beweging over de taalwetgeving werden scherper. Op het einde van de negentiende eeuw was de Vlaamse Beweging dan wel nog niet anti – belgicistisch, maar toch ook niet meer zodanig verbonden met de Belgische staat als in 1830.
De Waalse Beweging is jonger dan de Vlaamse Beweging. Zij ontstond op het einde van de negentiende eeuw als een reactie op de radicalisering van de Vlaamse Beweging. In tegenstelling tot de Vlaamse zag de Waalse Beweging de eentaligheid van België als een onderdeel van de nationale eenheid. In de literatuur hebben zij getracht de Vlaamse Beweging buitenspel te zetten. Tegelijk identificeerde de Waalse Beweging zich met alles wat Belgisch was, dus ook de Belgische Revolutie. Zo werd op het Waals Congres gekozen voor de laatste zondag van september als feestdag van de Waalse Gemeenschap. Hiermee werd de herinnering aan de septemberdagen van 1830 levend gehouden. De Vlamingen hoorden, volgens de Walinganten, niet tot de deelnemers aan de Belgische Revolutie. De Revolutie was hen opgelegd en voor vele Vlamingen ongewenst. Bovendien vormden hun taaleisen een terugkeer naar de tijd van Willem I. De Vlaamse taaleisen werden in de literatuur van de Waalse Beweging vergeleken met de taalpolitiek van Willem I. De bedoelingen van de Waalse Beweging waren duidelijk: zij wilde zichzelf legitimeren als een Belgische beweging en tegelijk wilde zij de populariteit van de Vlaamse Beweging tegenhouden. Hiermee ging zij een stap verder dan de Vlaamse Beweging zelf. Deze laatste streefde er alleen naar een plaats te verwerven binnen de Belgische staat, terwijl de Waalse Beweging de Vlamingen bande uit het nationale kader.
De Eerste Wereldoorlog betekende een enorme ommekeer in de houding van de Vlaamse Beweging. Enerzijds riep zij bij velen op tot grote nationale gevoelens, maar bij vele radicale leden van de Vlaamse Beweging riep zij op tot een vlaag van anti-belgicisme. In de historiografie was na de Eerste Wereldoorlog de vraag naar een Vlaamse geschiedschrijving steeds nadrukkelijker aanwezig. Die geschiedenis zou dan zeker niet uitgaan van een pro-belgicisme. Maar daar stelde zich een probleem. Wat te doen met de literatuur van de jonge Vlaamse Beweging, die ontstaan was uit de Revolutie van 1830? Er werd in de jaren 1920 dan ook op zoek gegaan naar een alternatief. Hendrik Elias zou hier aan meewerken, maar heeft dat pas kunnen verwezenlijken na de Tweede Wereldoorlog. De uitkomst van de literatuur van de jaren twintig was “anti-1830”. De idee dat de Vlamingen niet echt hadden deelgenomen aan de Belgische Revolutie, was reeds in het begin van de twintigste eeuw verspreid geraakt in de Vlaamse literatuur, maar kreeg nu veel meer gehoor. Ook de Groot- Nederlandse gedachte vond z’n ingang in de Vlaamse Beweging. Hierin werd de scheiding tussen Noord en Zuid van 1830 verworpen. Het was beter geweest dat 1830 een vereniging van Vlaanderen en Nederland met zich meebracht en een afscheiding van Wallonië
Tegelijk begon ook de Waalse Beweging weer te veranderen. Tot hiertoe hadden zij zich voornamelijk vereenzelvigd met de Belgische identiteit. Het verlangen om een eigen Waalse identiteit, en dus ook een Waalse geschiedenis, begon te groeien vanaf het begin van de twintigste eeuw. Het kreeg pas echt vorm in de jaren dertig met het Institut Jules Destrée (dat toen nog Société historique pour la Défense et l’Illustration de la Wallonie heette). Waar men aan Vlaamse zijde de Guldensporenslag en de periode van Willem I verheerlijkte, keerde men in de Waalse geschiedschrijving terug naar de Brabantse Omwenteling van 1789, die toch een Waals karakter had. Ook de gebeurtenissen van 1830 werden in een nieuw perspectief geplaatst. Er werd gefocust op Frankrijk Het zou de bedoeling geweest zijn van de Walen om de band met Frankrijk nauwer aan te halen, of zelfs de Zuidelijke Nederlanden te integreren in Frankrijk. Dat idee was ook de historicus Francis Dumont genegen. Deze visie op de Waalse Beweging en de Belgische Revolutie brak voornamelijk door na de Tweede Wereldoorlog. Die Wereldoorlog was voor de Waalse Beweging wat de Eerste Wereldoorlog voor de Vlaamse Beweging was geweest, namelijk een keerpunt in haar geschiedenis.
Hiermee was de toon gezet. Na de Tweede Wereldoorlog werd in Wallonië koortsachtig gezocht naar een geschiedenis van Wallonië, net zoals Vlaanderen in de jaren twintig en dertig zocht naar een Vlaamse geschiedenis. In 1952 publiceerde Lucien Marchal de eerste Histoire de Wallonie. Hij betreurde het resultaat van de Revolutie van 1830. Het resultaat had een annexatie van Wallonië bij Frankrijk moeten zijn (en de Vlaamse regio bij Nederland).In Vlaanderen heeft de Groot – Nederlandse gedachte, die voor de Tweede Wereldoorlog eventjes leefde, niet veel aanhang meer gekend. De vraag is uiteraard waarom? Met de creatie van de taalgrens in het begin van de jaren zestig, had de Vlaamse Beweging geen behoefte meer om het Nederlands in het tweetalige België te verdedigen (de dominantie van het Frans was immers al lang verleden tijd), maar verschoof de focus steeds meer en meer op het eigen Vlaanderen en de aparte culturele identiteit van dat gewest. .
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de internationale context opnieuw. Veel meer dan tijdens het interbellum werd er gezocht naar een manieren om het nooit meer tot een dergelijk mondiaal conflict te laten komen. Niet alleen de in 1945 opgerichte Verenigde Naties (opvolger van de Volkenbond) was hiervan een voorbeeld, maar ook binnen Europae streefde men naar meer eenheid en intergratie. De Benelux en de EGKS waren de eerste stappen naar een Europese Unie. Dit had ook zijn impact op de historiografie in België. Na 1945 brak zowel in Vlaanderen als in Wallonië het tijdperk aan van de algemene werken. In Vlaanderen verscheen op het einde van de jaren veertig de Algemene Geschiedenis der Nederlanden. Belangrijk is dat de auteurs ervan niet uitsluitend Nederlandstalige auteurs waren. Zo werd de Belgische Revolutie besproken door R. Demoulin, een Waal, werkzaam aan de universiteit van Luik. Demoulin hield zich afzijdig van een regionale visie op de gebeurtenissen van 1830 en beklemtoonde de inzet van de talrijke arbeiders voor een onafhankelijk België. Wel stelde hij dat de meeste patriotten afkomstig waren uit de Waalse provincies maar al bij al kwamen ook vrijwilligers opdagen uit de Vlaamse steden. Samengevat kan men stellen dat Demoulin de Belgische Revolutie als nationaal beschouwd. In 1969 verscheen dan eindelijk het werk van Hendrik Elias Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte. Hij wijkt af van de stelling dat de Belgische Revolutie voornamelijk een Waalse revolutie was, al stelt hij wel dat Brussel en Wallonië drijvende krachten waren van de Belgische Revolutie. Volgens hem zou echter verkeerd zijn de Belgische revolutie als Vlaams of Waals te bestempelen. Immers was er in die tijd nog geen sprake van een Waalse of Vlaamse gemeenschap als dusdanig, net zoals er geen Vlaams of Waals bewustzijn was. In tegenstelling tot Demoulin beschouwde Elias de Revolutie niet echt als Belgisch, maar eerder als anti-Hollands.
Aan Vlaamse kant zat men nog steeds met het legitimiteitsprobleem van de Vlaamse Beweging. Deze was immers een anti-belgische beweging geworden. Dat was moeilijk te verdedigen, vermits men in het verleden juist het Belgische karakter van de Vlaamse Beweging had gepromoot. In Honderd jaar Vlaamse Beweging heeft Lode Wils gepoogd een oplossing te vinden voor het probleem. Hij stelde dat het Vlaamse volk geschapen was uit het vooraf bestaande Belgische volk door de Belgische Revolutie. In de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging werd dan weer beweerd dat de Vlaamse Beweging niet anders kon dan zich Belgisch voor te doen, omdat zij anders verdacht zou worden van orangistische sympathieën. Dit impliceerde dat Vlaanderen al langer bestond dan België.
Deze laatste visie werd steeds populairder bij heel wat Vlaamsgezinde auteurs zoals Maurits van Haegendoren. In het boek Twintig Eeuwen Vlaanderen(1979) werd zelfs gesuggereerd dat de Belgische Revolutie tegen Vlaanderen gericht was, door de Franse invloed op de gebeurtenissen van 1830 te overschatten en het aandeel van de Vlamingen te minimaliseren. De geschiedenis van België moest steeds meer en meer plaats maken voor een geschiedenis van Vlaanderen.
Ook aan Waalse zijde werden enkele synthesewerken geschreven zoals het uit twee delen bestaande La Wallonie. Le Pays et les Hommes(1980) onder redactie van A. Cordewiener. Hoewel ook hier, zoals bij Elias, werd gewezen op het anachronistische gevaar om in 1830 te spreken van een Vlaamse of Waalse gemeenschap, verschoof ook in de Waalse synthesewerken de klemtoon meer en meer naar de regio ten zuiden van de taalgrens en vervaagde het Belgische perspectief enigszins.
Geleidelijk aan verdween de Belgische Revolutie uit de geschiedschrijving van de Vlaamse en Waalse Beweging. Beide bewegingen deden beroep op andere grote verhalen om hun legitimiteit te verzekeren, waarin de Belgische Revolutie uiteindelijk slechts een figurantenrolletje vervulde.
Toch valt er een eigenaardige verschuiving te bemerken. Hoewel in zowel de oude als de nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging melding wordt gemaakt van de Belgische Revolutie, kwam deze niet voor in de Waalse tegenhanger Encyclopédie du Mouvement wallon. Vreemd, aangezien de feestdag van de Franstalige Gemeenschap tot op de dag van vandaag 27 september is, de dag dat de Hollandse troepen zich terugtrokken tijdens de septemberdagen van 1830. Anderzijds werd die datum hoe langer hoe meer ter discussie gesteld in Wallonië. Ook zij zochten, in navolging van de Vlamingen, naar een identiteit die los staat van de Belgische. Een politieke consensus is hierover echter nog niet bereikt.
CASUS: DE BELGISCHE REVOLUTIE IN SCHOOLBOEKEN
De Belgische Revolutie heeft een vaste plaats verworven in de nationale geschiedenis van België. Bijgevolg was het dus ook onderdeel van de leerstof die kinderen in de humaniora moesten kennen. Men zou kunnen veronderstellen dat vele handboeken dezelfde visie erop na hielden op de Belgische Revolutie. Onderzoek, van o.a. Komen,M. heeft echter uitgewezen dat er wel degelijk verschillen te bemerken vallen.
In het onderzoek kan men twee groepen auteurs onderscheiden. De eerste groep vond dat Willem I rechtstreeks verantwoordelijk was voor de splitsing van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Niet zelden betreurden deze auteurs dan ook de splitsing. Deze auteurs staan tegenover een andere groep die de vereniging tussen Noord en Zuid als onverdraagbaar zagen. Zij richtten de aandacht op een aantal verschilpunten tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden zoals taal en religie.
Een aantal verschillen in de schoolboeken is minder opvallend. Zo zetten sommige boekjes bepaalde personen meer in de schijnwerpers dan anderen.
Ook, en dat is belangrijk, zijn deze schoolboeken, net zoals alle andere literatuur, een kind van hun tijd. Zij werden geschreven in een staat, waarin de monarchie al sinds oudsher ter discussie stond. Die monarchie moest verdedigd worden en dus ook bij de jeugd. In vele schoolboeken vindt men dan ook niet terug dat in november 1830 lange tijd werd gedacht aan een republiek voor de nieuwe staat. Integendeel, de (Belgische) monarchie wordt er als vanzelfsprekend beschouwd.
Tenslotte is er nog het element van de (ideologische) achtergrond van de auteurs. Zijn deze auteurs Waals – of Vlaamsgezind, katholiek, liberaal of socialistisch? En belangrijker, in hoeverre heeft dat het karakter van de boeken bepaald? Onderzoek toont aan dat het verschil tussen Waalse en Vlaamse schoolboeken niet zo groot is. Tussen katholieke en liberale boekjes is dat verschil iets opvallender. Zo benadrukten katholieke auteurs meer de rol van Willem I. Dit is niet onlogisch, vermits Willem I meermaals heeft geprobeerd de katholieke kerk in de Zuidelijke Nederlanden onder controle te krijgen. Ook de rol van Frédéric de Mérode komt er meer voor. Hoewel er dus verschillen waren tussen de katholieke en liberale schoolboeken, werd de Belgische Revolutie door hen beiden niet gebruikt als middel in de strijd tegen elkaar. Dit zou onlogisch zijn, gezien zij in 1830 gezamenlijk voor hetzelfde doel streden.
Het beeld van schoolhandboeken die dezelfde visie gaven op de Belgische Revolutie blijkt dus niet te kloppen. Toch mag dit niet overschat worden. De verschillen tussen de handboeken zijn niet zo groot dat zij een vertekend beeld geven van de feiten. Het betreft vaak weglatingen of accentueringen van bepaalde feiten en gegevens.
back to top